Wat treurig zat hij naast me in de trein. Omdat we een lange rit voor de boeg hadden, kon ik het niet laten om hem te vragen wat er was: ‘Mijn vader is overleden,’ mompelde hij: ‘hartaanval. Zo ineens weg, foetsie. Dood….’
Ik voelde met hem mee. Dat moet moeilijk zijn als iemand je zo ineens ontvalt: ‘Verschrikkelijk als iemand van het één op het andere moment nooit meer bij je zal zijn,’ betuigde ik mijn medeleven.
Tegenover ons ging langzaam een krant omlaag en een oude vrouw keek met twinkelende ogen over het randje: ‘U heren vergist zich,’ sprak ze vriendelijk, om zich vervolgens naar mijn buurman te wenden: ‘Uw vader is niet gestopt met aanwezig te zijn. Uw ogen zijn slechts gestopt met hem te zien. Maar net zoals u het voelt wanneer ik te dicht bij u kom, nog voordat ik u aangeraakt heb, zo kunt u uw vader voelen. Uw ogen zullen hem niet meer zien, maar in uw gedachten zal hij gewoon bij u blijven, en met uw gevoel zult u hem kunnen blijven ervaren. Probeer het maar.’ En met een glimlach verdween ze weer achter haar krant.
Ik was er stil van.