‘Vertrouwen! Vertrouwen! Waar moet ik dan op vertrouwen?!’ sprak de wanhopige puber. ‘Je moet er op vertrouwen dat het goed komt,’ sprak zijn vader. ‘En hoe doe ik dat?’ vroeg het jonge mens. ‘De beste weg uit een probleem, is er doorheen,’ sprak de vader, ‘als het leven zwaar wordt, draag het dan. Ga jezelf niet voor de gek houden dat anders is dan het is. Soms ís het zwaar. De kunst is om dat uit te houden. Dat rijpt de mens.’ ‘En hoe doe ik dát?’ vroeg de puber opnieuw. ‘Door het vertrouwen te ontwikkelen dat het goed komt.’ ‘Maar het komt niet áltijd goed!’ sprak de puber wanhopig. ‘Sorry,’ zei de vader, ‘ik ben nog iets vergeten: je moet niet alleen het vertrouwen ontwikkelen dat het goed komt, je moet je ook realiseren, en aanvaarden, dat je niet weet wat ‘goed’ is. Dat zie je namelijk soms pas na jaren. Als je terug kijkt op je leven. Dan zie je opeens waar dingen goed voor waren. En al die tussenliggende tijd heb jij zinloos verspilt door jezelf te vertellen dat het níet goed was…’ ‘Vertrouwen en aanvaarden, dat zijn de ingrediënten voor een goed leven.’