Een beeld: voor je staat een groot traliehek. Dikke deprimerende stalen staven steken recht omhoog. Erachter lopen een paar moeders met kinderen, gestoken in verouderde kleren…. Zielig he? Maar…. voor wie eigenlijk? Want met dit plaatje kan je niet beoordelen of jij gevangen zit achter die tralies en die moeders vrij rondlopen, of andersom.
Dit plaatje werkt goed als je je overtuigingen wil onderzoeken. Het laat allereerst al zien waarom het geen zin heeft om je overtuiging ‘een beetje bij te schaven’, want dan verschuif je alleen een beetje ten opzichte van het hek. Een voorbeeld: ‘Jan moet van mij houden’. Die ombuigen naar ‘Jan moet een beetje van mij houden’, heeft niet veel zin. Je wilt immers naar de andere kant van het hek. Dus moet je je overtuiging 180 graden omgooien: ‘Jan hoeft niet van mij te houden’ of ‘Ik houd van mezelf’. Pas dan sta je aan de andere kant. En dan is het de kunst om daar te blijven staan en die overtuiging een tijdje vast te houden en als ‘voorlopige waarheid’ mee te dragen. Dan voel je vanzelf of je nu vrijer bent dan je eerst was. En zo niet, dan pak je gewoon je oude overtuiging weer terug, want ook die vrijheid heb je.