Bij ons in de boomgaard staat een bijzondere appelboom. Aan de voet van haar stam had altijd al een klimop gegroeid. Ik vond dat wel mooi. Dat maakte haar uniek. Hoe dikker de klimop slierten werden, hoe doffer zij er echter uit ging zien. ‘Aangenaam, ik ben de appelboom met de klimop’, zo hoorde ik haar zich aan de nieuwe aanplant presenteren. Vanaf dat moment kreeg ik een afkeer van haar. Ze was niet ‘de appelbomen met de klimop’ ze was ‘de appelboom met de lekkere vruchten!’ of ‘met de mooie bloesem’ of gewoon ‘de appelboom’. Maar ja, zij zag dat blijkbaar anders. Ik besloot die malle klimop toch maar weg te halen. Toen ik gewapend met zaag en schaar bij haar kwam, zag ik dat haar stam zo op de dikke klimop leunde dat ik niet wist of ze wel bleef staan als ik ze weg zou halen.Ik zag hoe ze zwaar steunde op haar saboteurs. De inmiddels vuistdikke klimop die haar levenslust zo verstoord had. Opeens moest ik met een dikke hap lucht drie overgeslagen ademteugen compenseren: ik deed hetzelfde als die boom! Ik was ook ‘de sloddervos’ en ‘de trainer met plankenkoorts’ en de ‘stotteraar als het spannend werd’ en met die combinatie kan ik nooit goed een training geven, dus daarom probeer ik het ook niet. Ik was even stil. Nu ben ik aan het onderzoeken of ik míjn klimop kan wegsnoeien zonder om te vallen.
Gastschrijver: Kalle Heesen